Transformaties over de tijd
Stan Monstrey is plastisch chirurg en een wereldautoriteit op gebied van transgenderchirurgie. In gesprek met Alain Platel en Frank Van Laecke opent hij de deur naar zijn wereld en ervaringen en blikt hij terug op Gardenia.
A: Stan, hoe is jouw interesse voor transgenderchirurgie ontstaan?
S: Belangrijke beslissingen in je leven neem je niet zelf, die worden voor je genomen. Ik was eigenlijk voorbestemd om burgerlijk ingenieur te worden. Ik was goed in wiskunde, mijn vader was fysicus en mijn college was een broednest voor ingenieurs. Maar op mijn zestiende kwam ik na een ernstig auto-ongeluk in het UZ Gent terecht, op de afdeling plastische chirurgie bij prof. dr. Matton. Die ervaring maakte een zodanige indruk op mij, dat ik me afvroeg waarom ik ingenieur wou worden en geen plastische chirurg, of in ieder geval dokter.
Later heb ik me ook afgevraagd of het feit dat ik homoseksueel ben een rol heeft gespeeld in die keuze. Er wordt soms gezegd dat een homoseksueel persoon zich meer geconnecteerd voelt met een transpersoon, dat er gelijkenissen zijn zoals de coming out, maar ik denk dat het gewoon meer te maken heeft met wie je bent. En het is ook zoals psychiater De Cuyper ooit zei: “Eenmaal je met die patiënten te maken hebt en je zet je er voor in, kan je niet anders dan een advocaat te zijn voor hun zaak.” Zo ben ik daar geleidelijk aan in gegroeid.
A: Hoe heb je Gardenia, de voorstelling die tien jaar geleden speelde, toen ervaren? Welke herinnering heb je daar aan?
S: Gardenia… ik heb het drie keer gezien. Als ik aan de voorstelling denk, dan is het vooral aan de scène op de Bolero van Ravel. Ik heb in mijn leven zo vaak transities zien gebeuren, zeker vroeger, toen we de patiënten van bij het begin de verandering zagen doormaken. Nu zien we de patiënten meer op het einde van de rit, wanneer ze al de social transition doorlopen hebben. Ik herinner me een man die klein en stevig van gestalte was en van wie ik dacht dat de sociale aanvaarding van zijn transitie naar vrouw niet gemakkelijk zou zijn. Maar toen ik haar zes maanden na de operatie zag, was haar gestalte natuurlijk niet veranderd, maar die straalde zo veel vrouwelijkheid uit... Zonder artificieel te doen, geen schmink, ze was gewoon wie ze was, maar ze was zo veranderd en ik kon niet zeggen wat veranderd was, ze droeg geen andere kledij, maar ze strààlde. Zo’n transformatie is eigenlijk totaal en dat is het wat ze uitstralen, denk ik.
Dus toen ik in Gardenia tijdens de Bolero van Ravel de transformatie van de acteurs in versneld tempo zag gebeuren, dacht ik “Dat is het!” Ik maak dat dagelijks mee en jullie hebben dat op tien minuten kunnen voorstellen. Ik krijg er nog kippenvel van. Één van de mooiste scènes…
Daarnaast heb ik ook een band met verschillende mensen uit die ploeg, dus dat maakte het voor mij ook bijzonder. Andrea was onze eerste patiënte, in 1988. Dat was het beginstadium van de transchirurgie in België.
In de jaren tachtig bestond het genderteam in UZ Gent uit drie personen: dr. Guido Matton was chirurg, dr. Griet De Cuyper psychiater en dr. Robert Rubens endocrinoloog, hij schreef de hormonentherapie voor en zette zich enorm in voor de transgenders. Ik was toen laatstejaars-assistent en het team wilde de dienstverlening verder uitbouwen. We gingen kijken naar hoe het elders gebeurde: naar Amsterdam, wat toen het Mekka was voor de transchirurgie, naar een heel ervaren chirurg in Lausanne die ook multidisciplinair werkte. Dat was voor onze een eyeopener. Ik ging ook naar Amerika, waar ik leerde over microchirurgie en reconstructies met vrij gevasculariseerde flappen. Vrije flappenchirurgie is een techniek van weefseltransfer van de ene plaats op je lichaam naar de andere. Een penis wordt gemaakt van weefsel van de onderarm en dat wordt dan onderaan geconnecteerd met de bloedvaten en de zenuwen in de liesstreek. Zo zijn we daar in Gent in het begin van de jaren negentig mee begonnen. Nu doen we gemiddeld twee falloplastieken per week en nog meer borstoperaties/reconstructies en vaginoplastieken.
Mijn specialisatie in transchirurgie, daar ben ik dus voor een stuk in gerold.
F: Als je daar nu op terugkijkt, wat is er veranderd?
S: Vroeger werd meer gedacht in de opdeling van man of vrouw. Je had een man of een vrouw en je kon begrijpen dat iemand van het ene geslacht naar het andere wou veranderen. Van een patiënt die vroeger bij ons kwam, werd verwacht dat hij/zij ‘de hele weg’ aflegt, je kon niet halverwege stoppen. Nu zie je dat binnen het ‘genderspectrum’ daar nog zo veel tussenin zit.
Vroeger was het normaal dat de transmannen over de loop van jaren eerst een borstverkleining of meestal een volledige borstwegname ondergingen die uiteindelijk klassiek gevolgd werd door een baarmoederverwijdering en een penisreconstructie. Maar nu zijn er ook patiënten die alleen een borstcorrectie willen en niet verder gaan, die geen penis nodig hebben om zich man te voelen. Vroeger werd een travestiet als iets totaal anders beschouwd, terwijl we nu beseffen dat er veel meer transities en gelijkenissen zijn in dat hele man-vrouwspectrum.
Dat is trouwens ook het mooie aan Gardenia – zijn het transgenders, zijn het travestieten? – het is een wonderlijke mix.
A: Voel jij in je praktijk dat mensen na hun transitie niet meer herinnerd willen worden aan hun verleden?
S: Ik herinner mij een uitdrukking van psychiater Griet De Cuyper: “Een transitie is geslaagd in de mate dat die persoon het ‘vorige leven’ ook een zekere plaats kan geven.” Transgenders die hun verleden compleet willen elimineren, die kunnen doen alsof het niet echt bestaan heeft, zijn soms overtuigd van hun eigen leugen. Transvrouwen die zeggen ‘ik ben niet als jongen geboren’ en die daar helemaal van overtuigd zijn, zijn misschien niet diegenen die het meest kans maken om gelukkig te zijn. Want hoe goed de operatie ook verlopen is, de perfectie, the real thing, bereik je toch niet.
F: Iemand vertelde me over de transitie van man naar vrouw: je denkt door de transitie te doen, dat je eindelijk zal bereiken wat je wil zijn: je wil vrouw zijn en door de maatschappij ook als vrouw aanvaard worden. Maar bleek dat die persoon zich nog nooit zo’n outcast had gevoeld als na de operatie. Ik weet niet of die persoon daarom gelukkiger was voor of na de operatie. Maar in de zoektocht naar geluk, speelt die transitie toch een rol. Hoe heb jij dat in je werk ervaren?
S: Hoe je het ook draait of keert, het is toch vrij dramatisch om vast te stellen dat je bij wijze van spreken in het verkeerde lichaam geboren bent. En daar word je van kinds af aan continu mee geconfronteerd. Dat kan niet anders dan frustrerend zijn. Wat wij dan ook doen, het is nooit the real thing, never.
Ik ken een zeer mooie homoseksuele transman, die me zegt dat hij op veel interesse van andere mannen kan rekenen. Maar als het erop aan komt, in bed dus, haken ze toch af. Hij heeft nochtans een mooie penis, alles is goed gereconstrueerd, maar het is niet the real thing.
Maar toch zijn de meeste transgender patiënten echt wel gelukkiger na hun operatie, weinigen hebben spijt. Over al die jaren hebben we wel een paar zelfmoorden gehad, maar dat heb je onder de gewone populatie ook. We hebben in totaal drie regrettants gehad na alleen een borstoperatie. Zo was er iemand bij wie we een borstamputatie hadden uitgevoerd – niet gevolgd door een genitale operatie, dat zegt ook al iets – en die is achteraf teruggekomen om terug een borstvergroting te laten uitvoeren. Dat was iemand die als meisje misbruikt was geweest. Ze had vrij grote borsten en die zag ze als een oorzaak. Dit was een element dat meespeelde in haar beslissing. De verwachtingen van zo’n operatie zijn soms erg hoog. Mensen zitten met een aantal problemen en denken dat deze allemaal zullen opgelost zijn met een operatie. Wat natuurlijk niet zo is.
A: Heeft een stuk als Gardenia iets bijgedragen aan een mentaliteitsverandering?
S: Daar ben ik van overtuigd. Er is de afgelopen tien jaar veel veranderd. Mensen zeggen me nu soms dat de media-aandacht rond transgender wat overdreven is, maar ik denk dat het een goede zaak is. Er moet blijvend over gesproken en geschreven worden, om de diversiteit binnen de gemeenschap aan te tonen.
Ik herinner me een krantenknipsel uit de jaren tachtig dat dr. Matton had gekregen: daarin werden transgenders omschreven als psychiatrische patiënten voor wie misschien enkel nog castratie enige hulp kon bieden. Hoe daarover geschreven werd, dat was zo denigrerend.
Toen Gardenia in 2010 speelde, las je in de kranten of magazines nog niet zo veel over de transgenders. Toen je me over het idee vertelde om een voorstelling te maken met oudere travestieten en transgenders, had ik mijn twijfels: zitten mensen daar op te wachten? Maar ik heb nooit negatieve reacties gehoord, ook niet via via. Er werd daar toen nog niet zo vaak in die term over gesproken, maar in Gardenia komt het non-binaire in een andere vorm aan bod. En natuurlijk gaat het ook over ouder worden, iets waar iedereen vroeg of laat mee geconfronteerd wordt.
A: Hoe zie je de toekomst met wat nu aan het gebeuren is bij het vervagen van seksuele identiteiten?
S: De laatste jaren zien we een enorme stijging in de operaties, wat ons toch enigszins zorgen baart. Tot zo’n zeven jaar geleden deden we bij transjongens de borstcorrectie en baarmoederverwijdering samen en zo deden we er twee per dag. We hadden één of twee zo’n operatiedagen per maand, wat betekent dat we maximum vier dergelijke operaties per maand deden. Als ik naar de afgelopen vier jaar kijk, zie ik dat we er vier per week doen. En deze stijging is wereldwijd. We hebben geen idee van waar die stijging zo fel komt, maar kunnen ook niet telkens vragen ‘ben je wel zeker’?
F: Waarom mag je dat niet vragen?
S: We mogen dat wel, maar we gaan meer en meer naar een situatie waarbij de patiënt meebeslist. Vroeger maakten wij de beslissingen over wie wel en wie niet en hoe. Nu is dat compleet weg, wat juist heel goed is. We luisteren naar de patiënten en wijzen ze ook op hun verantwoordelijkheid. Dat geldt voor de geneeskunde in het algemeen, maar nog meer in geval van transgenderoperaties. Bij ons heb je een heel team. Een patiënt wordt eerst begeleid in een assessment, dat voor het grootste deel door de groep psychologen en psychiaters wordt ingevuld.
A: Soms denk ik: er zou nog een stuk moeten komen, niet alleen over transities, maar ook over seksualiteit en seksualiteitsbeleving. Dat was één van de dingen waarmee ik geconfronteerd werd in de samenwerking met de acteurs van Gardenia. Hoe ver kan je daarin opgaan of hoe breed kan je daarmee omgaan. Deze discussie wordt nog onvoldoende gevoerd.
S: Gender of identiteit staat inderdaad los van seksuele voorkeur. De helft van de transvrouwen, zij die als man zijn geboren maar vrouw zijn, hebben een lesbische relatie met een vrouw. Er zijn ook mensen in een heteroseksuele relatie die na hun operatie van man naar vrouw, bij hun vrouw blijven. Soms wordt gezegd dat dit voor het gemak is, of omwille van financiële motieven, maar velen zeggen ook: wij zien elkaar gewoon doodgraag en je blijft die persoon ook na de transitie graag zien.
Ik heb ook zitten denken wat er in Gardenia niet wordt belicht uit het transgendergebeuren. Ik dacht aan de recente ontwikkeling van jongeren. Je hebt er die hier als kind al opgevolgd worden, bij wie we de puberteit tijdelijk stilleggen, om dat lichaam niet te impregneren met de verkeerde hormonen. Als ze doorzetten met het traject, hebben ze soms al een sociale transitie op zestien jaar (inclusief de borstamputatie bij transjongens). En dan is het nog de vraag of we ze op hun achttiende genitaal zullen opereren. Vaak hebben jongeren dan zo’n hoge verwachtingen: dat als ze de perfecte borst of penis hebben, ze een perfect leven zullen leiden. Die jongeren zitten niet in Gardenia, dat is een andere discussie.
F, A: Stan, ontzettend bedankt.
S: Jullie zijn bedankt! En ik was ontzettend blij toen ik hoorde over de herneming.
Interview met Stan Monstrey, Frank van Laecke en Alain Platel.
Neergeschreven door Tessa Daluwein en Nele Dhaese.